Over uitzonderlijke talenten zegt men wel eens dat ze geboren zijn voor het vak. Over Guy Pieters kan je dat bezwaarlijk zeggen. Als kind wees weinig erop dat hij ooit in de kunstwereld zou terechtkomen. Thuis had men er weinig voeling mee. Zijn vader was huisschilder, zijn moeder runde een verfwinkeltje. Zelf stopte hij al op zijn veertiende met school. “Om het gezin financieel te ondersteunen”, mijmert hij over zijn jeugd. “Mijn vader heeft op een bepaald moment twee longembolieën gekregen, waardoor hij moest stoppen met werken. Na verloop van tijd ben ik daarom beginnen helpen in de winkel van mijn moeder. Ik kreeg er een eigen plekje om sigaretten en kranten te verkopen. Daarmee is het eigenlijk allemaal begonnen. We woonden in Sint-Martens-Latem, dat altijd een aantrekkingspool is geweest voor kunstenaars. Veel artiesten van de Latemse School kwamen regelmatig bij me langs. Op een dag vroeg Hubert Malfait of ik een van zijn schilderijen te koop wilde hangen achter de toonbank. Mijn ouders wisten niet wat ze zagen: dat ene schilderijtje leverde meer op dan een paar weken omzet van de hele winkel.”
Guy Pieters was negentien toen hij besliste om een kleine kunstgalerie te beginnen naast de verfwinkel van zijn moeder. Daar zou hij jarenlang lokale en regionale kunst verhandelen. Tot hij Linda leerde kennen. Ze werd Pieters’ vrouw en muze, maar ook zijn partner in crime die hem bij de hand nam en introduceerde in de internationale kunstmarkt. “Zonder haar zaten we hier nu niet”, geeft hij toe. “Ze heeft mij de ogen geopend en gepusht om verder te kijken dan Sint-Martens-Latem. Het is Linda die mij avant-gardistische kunst heeft leren appreciëren en begrijpen. Zelf stond ik er aanvankelijk terughoudend tegenover. Maar haar onbevangenheid en oog voor esthetiek hebben mijn visie volledig doen kantelen. Dankzij haar ben ik gaan beseffen dat er meer was dan de Latemse School.”