Het Zwin is een door eb en vloed gereguleerd stukje fauna en flora op de grens van Knokke en Cadzand. Het bestaat uit duinen, slikken, schorren, polders en een slufter: een geul die in open verbinding staat met de zee. Vandaag kan je bij laag water over het strand van Vlaanderen naar Nederland stappen. Ter hoogte van de Zwingeul worden dan enkel je voeten nat. Dat is ooit anders geweest. Tot rond de veertiende eeuw was het natuurgebied een machtige zeearm die het welvarende Brugge met de Noordzee verbond. Volgens geologen zou een reeks stormvloeden in de twaalfde eeuw een reusachtige geul hebben uitgeschuurd die tot aan het huidige Damme reikte. Toen al werd de naam ‘’t Zwyn’ gebruikt, een directe verwijzing naar de term ‘zwin’: een haarvormige verdieping die dwars op het strand loopt, maar dan afbuigt en evenwijdig verder gaat. Vandaag zie je dergelijk fenomeen nog regelmatig op het strand. Bij laag water blijven langgerekte plassen over waar kinderen in spelen. Alleen was de geul waar wij het over hebben eentje van reusachtige omvang.
In vogelvlucht doorheen de geschiedenis van het Zwin
Dat het Zwin Natuur Park aan de Graaf Léon Lippensdreef ligt, is geen toeval. Aan de ingang houdt ook een bronzen borstbeeld de herinnering aan zijn stichter levend. Ere wie ere toekomt: zonder Léon Lippens wellicht geen Zwin, of alleszins niet in de gedaante zoals we het vandaag kennen. De voormalige burgemeester van Knokke lag in 1952 aan de basis van het eerste Vlaamse reservaat, dat is uitgegroeid tot een van de meest bijzondere stukken natuur van ons land.
Eerste Vlaamse natuurreservaat
Het Zwin werd in 1939 een beschermd landschap. Tot na de Tweede Wereldoorlog was het gebied vrij toegankelijk, maar dat veranderde vanaf 1952. Léon Lippens was destijds burgemeester van Knokke en directeur van vastgoedmaatschappij Compagnie Het Zoute, dat in 1924 in het bezit was gekomen van het natuurgebied. Als groot natuurliefhebber en vogelkenner merkte hij dat het groeiende toerisme in zijn stad ten koste ging van de plaatselijke fauna en flora. Om het Zwin van een dreigende ondergang te redden, liet Lippens het omheinen en maakte hij de toegang tot het domein betalend. Zo ontstond het eerste echte Vlaamse natuurreservaat.
De familie Lippens heeft altijd erg goede banden gehad met het Belgisch koningshuis. In de jaren dertig had het een stuk grond bij het Zwin geschonken aan de toenmalige prins Leopold. Vier jaar later liet die er als kersverse koning een vakantievilla bouwen. Vaak zou Leopold er echter niet verblijven. Na het overlijden van de koningin Astrid liet de koning het gebouw meer en meer links liggen, waarop de familie Lippens het terug in bezit kreeg. In de jaren vijftig vormde ze vervolgens de spil van de ontwikkeling van het hedendaagse Zwin Natuur Park.
In 1952 liet Léon Lippens de villa inrichten als restaurant. In de omliggende koninklijke tuin liet hij het bezoekerspark bouwen. Een jaar later, in 1953 transformeerde de koninklijke tuin verder tot een educatief vogelpark met volières waar het publiek inheemse vogels zoals meeuwen en steltlopers van dichtbij kon bewonderen.
Schoolvoorbeeld
Het concept van een vogelpark met daaraan gekoppeld een groot natuurdomein, de Zwinvlakte, was in de jaren vijftig revolutionair. In de eerste plaats omdat een dergelijke onderneming haaks stond op de tijdgeest. In een periode waarin natuur in ons land vaak opgeofferd werd aan geldelijk gewin, toonde Léon Lippens dat natuurbescherming, educatie en massatoerisme toch broederlijk kunnen samengaan. Met de verdere uitbouw stegen ook het belang en aanzien van het Zwin. Jaar na jaar nam het aantal bezoekers toe, mede door de groeiende belangstelling van scholen en groepen. Bovendien ging steeds meer aandacht naar wetenschappelijke projecten. In de volgende decennia werden duizenden vogels geringd en is er in toenemende mate onderzoek verricht naar de unieke vegetatie.
Het bekendste initiatief op dat vlak is wellicht het onderzoek naar ooievaars. Nadat ze als broedvogel al tientallen jaren uitgestorven waren in ons land, liet Léon Lippens tijdens de jaren vijftig tien ooievaars uitzetten in het Zwin. Die beslissing ligt nog altijd aan de basis van de huidige populatie in ons land. Vandaag is er weet van tientallen broedparen binnen en buiten het natuurpark. Met een zendertje worden de dieren individueel gevolgd en wordt hun identiteit in kaart gebracht.
Zwin Natuur Park
In 2006 verkocht Compagnie het Zoute het vogelpark aan de Provincie West-Vlaanderen. De Zwinvlakte kwam in handen van het Agentschap voor Natuur en Bos. Vanaf 2011 bouwden die het Zwin samen uit tot een eigentijds natuurtoeristisch centrum dat de naam ‘Zwin Natuur Park’ zou krijgen. De oude inkomhal, cafetaria en zelfs de voormalige koninklijke villa gingen tegen de vlakte om een prachtig nieuw bezoekerscentrum te bouwen, het hedendaagse equivalent van de Zeeuwse polderschuur. Aangevuld met onder andere een vogelvluchtsimulator, luisterduin met vogelgeluiden, themahutten en een bunker in de duinwand zet het park ten volle in op een interactieve beleving voor het hele gezin.
Het vernieuwde park opende officieel de deuren op 10 juni 2016. In de tussentijd ging ook toenemende aandacht naar de kwaliteit van het natuurgebied zelf. Tot 2016 was het Zwin 213 hectare groot. Tussen 2016 en 2019 werd daar 120 hectare aan toegevoegd, waarvan 10 hectare in Nederland. Door verzanding was het gebied rond de geul de afgelopen decennia almaar kleiner geworden. Vanaf de tweede helft van de jaren negentig en zeker vanaf de jaren 2000 nam die verzanding alleen maar toe. Zo verdwenen waardevolle slikken en schorren, en met hen de dieren en planten die er thuishoren. De typische kustbroedvogels verdwenen geleidelijk uit het gebied, terwijl ook trekvogels nog amper voedsel vonden. In 2012 startte het Agentschap van Natuur en Bos met verschillende projecten om de natuur rondom het Zwin in ere te herstellen. De dijk werd doorbroken om de Zwingeul te verbreden en verdiepen in de richting van de grensoverschrijdende Willem-Leopoldpolder, zodat er weer meer water in en uit het Zwin kan stromen. Met die Zwinuitbreiding werden ook verschillende broedeilanden hersteld en aangelegd.
In relatief korte tijd hebben al die ingrepen een positieve impact gehad op de biodiversiteit. Na de Zwinuitbreiding hebben verschillende vis- en vogelsoorten zich weer in de Zwinvlakte gevestigd. De zogenaamde ‘internationale luchthaven voor vogels’ groeit en bloeit weer en is opnieuw een belangrijke broed- en pleisterplaats voor de talloze soorten die er elk jaar in grote getalen passeren.