Knokke Le Zoute en zijn architectuur

In 1912 schreef de Compagnie een wedstrijd uit voor het ontwerpen van een cottage. In de tijdschriften Tekhné, Le Home en Le Cottage werden de initiatieven van de Compagnie uitvoerig beschreven.

 

De anglo-normandische stijl kwam in het Zoute sterk tot uiting.

De uit Brussel afkomstige Adolphe Pirenne (1876–1932) kreeg als een van de eerste bouwmeesters de kans om, via de wedstrijdformule, nieuwe cottages te ontwerpen in het Zoute. Hij had zijn strepen al bewezen in Duinbergen. De eerste cottages werden gebouwd in het Britspad en de Helmweg. Langs het Vlaamspad kwamen eerder landelijke villa’s geïnspireerd op de Vlaamse polderhoeven. Pirenne tekende de plannen van alle villa’s die werden gebouwd tussen 1909 en 1914. Hij liet ook zijn eigen villa bouwen in het Vlaamspad. De tuinen kregen veel aandacht, en werden aangelegd overeenkomstig de grootte van de villa. De percelen werden afgebakend door lage omheiningmuren in baksteen en onder broken door smalle pijlers afgedekt met tegels in gebakken aarde. Een houten dwarslat tussen de pijlers en een aangeplante haag achter het muurtje maakten het beeld volledig. De tuin zelf kreeg een Engels karakter met onregelmatige bloemperken en onopvallende paden. De gevelopbouw van de Anglo-Normandische cottage werd gekenmerkt door een eenvoudige onderbouw in baksteenmetselwerk met plint. De bovenbouw bestond uit puntgevels met typisch vakwerk, of simili (namaak vakwerk). De grote dakvlakken werden doorbroken met dakvensters. De bouwvoorschriften waren eensluidend. Er werd gestreefd naar een uniek villapark met eenheid in architectuur. De Compagnie hield zich aan die regels en liet slechts sporadisch een ‘modern’ project toe. De landhuizen kregen ramen uit kleine ruithouten met glas in lood en rechthoekige verdelingen. De Vlaamse dakpan primeerde boven de platte duurdere daktegel. Bij de grotere cottages was een brede schouwpartij belangrijk in de gevelopbouw. De meeste villa’s werden niet volledig in het wit geschilderd. In het vakwerk kwamen de bakstenen vlakken echter goed uit in contrasterend wit. De vensterluiken droegen bij tot het landelijke karakter van de woning.

Een vleugje modernisme

Na Wereldoorlog i werd de cottagebouw verder gepromoot. Pas eind de jaren twintig kwam er een nieuwe bouwstijl aanwaaien. Art-deco-elementen kregen meer aandacht in de gevelopbouw en hier en daar kwamen bepleisterde gevels en sporen van het ‘modernisme’ tot uiting. In het interbellum werd geleidelijk aan afgestapt van vakwerk. Het had geen constructieve waarde en was enkel een sierelement. Architecten als Joseph en Luc Viérin specialiseerden zich in grote villa’s, witgeschilderd en voorzien van bruinrode daktegels of rieten daken. Een zwaar monumentale schouw was tevens een belangrijk decoratief element. Belangrijke architecten waren ondermeer Jérome Heyneman, Florent Vervalcke, Raymond Heyneman, Charles en Gerald Hoge, Gaston Taelemans, Wit van der Hoop en Marcel Driesmans. De typische kustvilla bleef ook in het interbellum gebaseerd op de hoevestijl met witte gevels en geteerde plinten.

Na Wereldoorlog ii was het moeilijk om één bouwstijl te onderkennen in het Zoute. De eigenaars hadden de meest uiteenlopende wensen, terwijl bepaalde stijlelementen zowel voor als na Wereldoorlog ii gebruikt werden. In het interbellum kwam het ‘modernisme’ volop tot ontplooiing in Knokke en het Zoute. Trendsetters waren ondermeer Leon Stynen, Huib Hoste, Gaston Eyselinck, Leon H. De Koninck en Henry Van de Velde. Kenmerkend in de bouwstijl waren de sobere lijnvorming in de gevelvlakken, de platte daken, de grote raamvlakken en de brede kroonlijsten.


Foto: The Moodist

In 1931 werd een dubbele villa op de zeedijk gebouwd voor kunstenaar Albert Saverys in opdracht van Maurice Colman, koffiemakelaar en kunstliefhebber. Van de Velde kreeg toelating een ‘plat dak’ te voorzien. Het bouw werk kreeg donkerkleurig metselwerk met afgeronde hoeken en heel verzorgd voegwerk. De metalen buisleuningen aan de hoekterrassen gaven het geheel het uitzicht van een boot. Heel specifiek waren de ongeschilderde gevels. Symmetrie en horizontalisme kwamen in het ontwerp ten volle tot uiting. De donkere baksteen stond in fel contrast met de brede over kragende daklijst. De binneninrichting werd in de loop der jaren grondig aangepast aan de normen en comfort van de tijd. In de achtergevel werden garages voorzien. De tuinmuurtjes werden opgetrokken in dezelfde donkerkleurige baksteen en voorzien van metalen buisstructuren. Het gebouw staat nog steeds in relatie met de zee, wat uiteindelijk de bedoeling was van de bouwmeester en architect. De dubbele villa, gelegen op de hoek van de Zeedijk en Windrooshelling, werd in 1994 als monument geklasseerd.